CES project 2024 voltooid
03.08.2024
Relatief lage overleving van broedvogels uit voorgaande jaren, slecht mezenjaar , goede reproductie van rietvogels
Het CES project 2024 zit er weer op. Met CES, dat staat voor Contant Effort Sites, worden op talrijke plekken in Nederland maar ook in tal van andere Europese landen volgens afgesproken standaards jaarlijks broedvogels gevolgd. Met behulp van een vaste mistnetopstelling op vooraf vastgestelde tijdstippen worden broedvogels en hun (pas uitgevlogen) jongen gevangen en na het aanleggen van een metalen ring met unieke code en het nemen van een tal biometrische maten weer losgelaten. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in het tal jongen dat jaarlijks wordt geproduceerd maar vooral ook in hoeverre eigen broedvogels jaarlijks het onderzoeksgebied weer trouw zijn.
Vast broedterritoir
Verreweg de meeste broedvogels hebben een tamelijk vast broedterritoir waardoor ze ook jaarlijks in hetzelfde gebied weer opduiken. Dankzij de aangelegde metalen ring met unieke code kunnen vogels individueel worden herkend waardoor er een individuele levenslijst kan worden gemaakt. Zangvogels worden voor menselijke begrippen niet oud: een vogeltje dat na 5 jaar nog steeds in leven is, behoort eigenlijk al tot de uitzonderingen. Daarom moeten zangvogels jaarlijks ook relatief veel jongen produceren om de populatie in stand te kunnen houden.
Ruim 40 CES locaties
Vogelringstation Menork doet CES onderzoek in het gebied De Venebuurt dat deel uitmaakt van het Natura 2000 gebied de Van Oordst Mersken ten noorden van Terwispel. Het is één van de ruim 40 plekken in Nederland waar dit type onderzoek wordt gedaan. Jaarlijks worden de uitkomsten van al deze plekken met elkaar vergeleken en kan er een goede analyse worden gedaan van de gemeten overleving en reproductie van veel voorkomende vogelsoorten in Nederland. De periode waarbinnen het onderzoek plaatsvindt, loopt jaarlijks van 13 april tot 13 augustus. Met tijdsintervallen van 10 dagen worden er in deze periode 12 onderzoekrondes voltooid.
Voorlopige berekeningen
Op 13 april ging Menork van start in de Venebuurt en op 2 augustus werd de twaalfde en laatste ronde gedaan. Tijd op de voorlopige balans op te maken. Vooralsnog kan dat echter alleen op gebiedsniveau, de gegevens van andere plekken stromen eerst de komende maanden binnen bij het SOVON die er op zijn beurt vervolgens een complete analyse op los laat.
Maar het is zeker de moeite waard om de gegevens van de Venebuurt over meerdere jaren alvast nader te beschouwen met daarbij de wetenschap dat de jaarlijkse variatie in het weerbeeld (weer en wind zijn van grote invloed op de vangsten) grote impact kan hebben op de (absolute) vangtotalen. Met de nodige terughoudendheid kunnen conclusies worden getrokken ten aanzien van vogelsoorten die het gebied in redelijke aantallen aandoen. In de Venebuurt zijn dat soorten als de kleine karekiet, rietzanger, tjiftjaf, rietgors, bosrietzanger, zwartkop en tuinfluiter. In mindere mate ook soorten als de fitis, blauwborst, snor en sprinkhaanzanger. Daarnaast ook kool- en pimpelmees al zijn dat voornamelijk wel vogels die elders reproduceren en na het uitvliegen van de jongen naar het (natte) voedselrijke habitat in de Venebuurt trekken.
Lagere overleving broedvogels
In 2024 werd over een reeks van 15 jaar het kleinste aantal vogels uit voorafgaande jaren terug gevangen. Dit gegeven zou maar zo kunnen wijzen op een gemiddeld lagere overleving van vogels tijdens verblijf in het winterkwartier en/of uitval op de trekroutes. Vogels die een lange reis moeten afleggen naar tropisch Afrika en mede afhangen van de soms sterk wisselde omstandigheden in die gebieden zijn erg kwetsbaar. Maar ook vogelsoorten die gedurende de winter in Europa blijven, kunnen te maken krijgen met extreme weersomstandigheden. Het is dan ook elk jaar weer met spanning afwachten hoeveel (eigen) vogels zich in het onderzoeksgebied gaan vestigen.. Het afgelopen jaar werden over de gehele periode slechts 51 verschillende vogels uit voorafgaande jaren teruggezien. In een gemiddeld jaar zijn dat er 66.
Het viel in de maanden april, mei en juni de onderzoekers van Menork al op dat er duidelijk minder (potentiële) broedvogels werden gevangen. Dit beeld wordt nu min of meer bevestigd met het naast elkaar leggen van de totalen over 15 jaar.
Goede reproductie
Ook het totaal aantal vogels, dat wil zeggen alle nieuw gevangen broedvogels en hun jongen opgeteld, lag dit jaar beneden het gemiddelde. Gemiddeld worden er per jaar tijdens CES ruim 700 vogels nieuw geringd, dit jaar bleef de teller steken op nog geen 650.
Echter uitgaande van (iets) minder broedvogels welke zich dit jaar in het gebied hebben gevestigd, is het totaal aantal vogels in verhouding niet slecht te noemen. Immers minder broedparen kunnen samen ook minder jongen produceren en in dat licht bekeken is een bijna gemiddeld aantal vogels wellicht een goed resultaat.
Zowel het voorjaar als ook de vroege zomer van 2024 kenmerkten zich door nat en (in de loop van de periode ook) vrij zacht weer. Dat lijken goede omstandigheden voor broedvogels die enerzijds afhankelijk zijn van een geschikte nestplek met voldoende vegetatie en wellicht ook waterpeil ten aanzien van bereikbaarheid door predatoren. En anderzijds gebaat zijn bij voldoende insectenaanbod voor het voeren van de jongen. Ook is bekend dat de predatiedruk in nattere jaren lager is dan in jaren van grote droogte waardoor veel bodemleven onbereikbaar wordt voor talrijke (rovende) diersoorten die in dat geval op zoek gaan naar alternatieve voedselbronnen.
Mogelijk slecht mezenjaar
Hoewel er nog geen duidelijk landelijk beeld is (bij Menork) lijkt 2024 mogelijk geen goed jaar te zijn geweest voor de broedsels van kool- en pimpelmees. Met name pimpelmezen werden dit jaar, onder andere tijdens CES (veel) minder aangetroffen dan in gemiddelde jaren. De jongen van mezen moeten uitvliegen in periodes dat er veel rupsen actief zijn. Vanwege het sterk wisselende voorjaarsweer was er mogelijk geen sprake van een gunstige planning van de start van de ei-leg. Daardoor zijn er waarschijnlijk minder jongen succes vol uitgevlogen en zullen er in het najaar ook minder grote groepen mezen te zien zijn. Of er moet al sprake zijn van een influx van oost Europese kool en pimpelmezen die in sommige jaren heel groot kan zijn..
Constant patroon
Minder mezen dus maar daar staan echter hogere aantallen bosrietzanger, zwartkop en tuinfluiter tegenover. Deze soorten doen het de afgelopen jaren ronduit goed in de Venebuurt. Bij de bosrietzanger valt op dat de aantallen teruggekomen broedvogels uit voorafgaande jaren ook hoog zijn, deze soort heeft dus niet bijgedragen aan het gemiddeld lagere overlevingscijfer.
De Sprinkhaanzanger neemt af in de Venebuurt terwijl de Snor juist een toename laat zien. Mogelijk heeft dit te maken met het hogere en contante waterpeil over de afgelopen jaren in het gebied. Dat de tjiftjaf, tuinfluiter en zwartkop jaarlijks sterk vertegenwoordigd zijn, zal stellig te maken hebben met de ontwikkeling van de meidoorn. Want hoewel bij CES wordt nagestreefd om de vegetatie zo contant mogelijk te houden is enige successie en verdichting in vrijwel elk habitat onvermijdelijk. Blauwborst, fitis, rietzanger en rietgors laten een tamelijk contant patroon zien in het voorkomen over de afgelopen jaren.
Krenten in de pap
Elk jaar worden er tijdens CES ook bijzondere, zeg maar niet alledaagse vogelsoorten, in het gebied aangetroffen. Ook dit jaar waren er een paar krenten in de pap: op 13 april werd een Cettis zanger (man) aangetroffen. Een soort die geleidelijk als broedvogel opschuift vanuit zuid Europa naar noordelijker streken. In ons land is er dienaangaande nu nog een min of meer tweedeling tussen Noord Nederland (nog vrij uitzonderlijk) en zuid Nederland (vrij algemeen).
Op 9 juli werd in alle vroegte een Ransuil gevangen en geringd weer losgelaten: de eerste in de reeks van 15 jaar CES onderzoek. Op 27 juli werden twee bijzondere vogelsoorten in de netten aangetroffen. Een grauwe klauwier (vrouw) en een Waterrietzanger. Van beide soorten werd slechts eenmaal eerder één aangetroffen. De vangst van een Waterrietzanger (juveniel) is vooral bijzonder omdat het een soort is die het dichtstbij in oost Duitsland tot broeden komt en jaarlijks vooral langs de westkust trekt in de periode (begin) augustus.
Meer info CES project (landelijk)
Meer info CES project Venebuurt
Meer info CES Venebuurt actueel
Meer info CES Venebuurt archief
–