Stormmeeuw

storm2Op een aantal (vaste) locaties in Friesland is vanaf het begin van de jaren 80 gedurende de winterperiode (15 november – 15 maart) door vogelringstation Menork onderzoek verricht naar het voorko­men en kleedkenmerken van de stormmeeuw (larus canus).

Er bestaat specifieke interesse voor de stormmeeuw, enerzijds omdat de soort een tamelijk gecompliceerd winterkleed draagt en anderzijds omdat de soort hier ‘s winters vertegenwoor­digd is vanuit diverse populaties. Bijkomend voordeel is dat de soort zich vrij goed laat vangen althans in vorstperiodes waardoor er bruikbare informatie kan worden verzameld.

Er wordt volgens vast patroon informatie verzameld van leeftijds- en geslachtskenmerken. Van elke gevangen stormmeeuw worden in principe veel gegevens vastgelegd. Dit mede met het oog op het mogelijk kunnen verklaren van kleeddifferentiaties annex diverse populaties.

Methode

netStormmeeuwen worden in het winterseizoen gevangen met behulp van slag­netten van diverse afmetingen. Bij het net wordt lokaas gestrooid (foto links genomen van slagnet te Molenend). Bij voorkeur wordt lokaas gebruikt dat niet gemakkelijk door meeuwen te verplaatsen is zodat de dieren gedwongen worden om te blijven zitten. De resultaten van het vangen zijn inherent aan koudeperiodes. In een zachte winter is het aantal gevangen meeuwen te verwaarlozen, in een strenge winter daarentegen werden honderden meeuwen gevangen.

locatie

In totaal werd er op 5 locaties  gevangen: Ouwsterhaule (stortplaats huisvuil), Molenend (in een grote tuin met relatief veel meeuwen), bij Pr. Margrietkanaal te Burgum, tuin Damwoude/Broeksterwoude en tuin Lippenhuizen). De laatste drie locaties zijn in principe (bij koud winterweer) nog actief. De onderzoekslocaties liggen, op een onderlinge afstand van maximaal 30 kilometer van elkaar, in midden Friesland.

Kleedgegevens

image002Er werden door Vogelringstation Menork diverse biometrische gegevens genoteerd. In principe werd de maat genomen van de gestrekte vleugel, loopbeen (tarsus) en de snavel in relatie met de schedel. Voorts werd een beschrijving gemaakt van het verenkleed, zoals de kleur van de alula, de zoomleng­tes van tweede en derde slagpen, poot- en iriskleur. Tevens wordt de vleugelformule m.b.t. P2-P4 (van buiten naar binnen genummerd) vermeld.

Geslacht

Menork verzamelde in de jaren 80 en 90 een flink aantal verse kadavers gevonden langs snelwegen tijdens de winter in Noord Nederland. Deze vogels werden inwendig onderzocht waardoor ook het geslacht met zekerheid kon worden vastgesteld. Aan de hand van deze gegevens kon een formule worden ontwikkeld op basis waarvan nagenoeg 90 procent van de gevangen stormmeeuwen het geslacht kan worden vastgesteld.

Enkele wetenswaardigheden

De databank van Menork bevat ring en biometrische gegevens van ruim 5000 stormmeeuwen. Een eerste analyse werd eind jaren 90 opgemaakt en gepubliceerd.

Tabel 1 Sexen van stormmeeuwen op basis van biometrische gegevens (bruikbaar in de winter Nederland) Spreiding, gemiddelde en standaarddeviatie

Stormmeeuw  larus canus   Man   Vrouw
vleugel    341 – 393    375      12    338 – 381    360       10
Loopbeen    48,3 – 57,1  52,8    2,3    44,6 – 55,3  50,2     2,7
snavel(topje tot bevedering)    31,0 – 40,9  35,6   2,0    28,0 – 36,3  32,6     2,0
snavel-schedel (snavel-punt tot de schedel)    46,5 – 56,9  52,4    2,5    42,3 – 52,8  47,8     2,2
snavel + schedel (snavel-punt en de schedel)    86,7 – 101,0  93,5   2,6    79,5 – 93,4  86,6     2,9
Snavelhoogte(achter neusgat)    10,0 – 12,8   11,1     0,5     9,0 – 11,0    10,1     0,5

Herkomst  figuur

In de vele jaren dat Menork stormmeeuwen ringde, is een flink aantal stormmeeuwen teruggemeld van elders. Ook werd een aantal gevangen dat al een (buitenlandse) pootring droeg. Nevenstaande grafiek (1999) is een weergave van de herkomst van broedvogels tijdens de winter.

 >2015

Vanwege het uitblijven van strenge winters staat het onderzoek de laatste jaren op een laag pitje. Mocht zich in de toekomst weer een aanhoudende vorstperiode aandienen, zal dat stellig aanleiding zijn om dit onderzoek andermaal gestalte te geven.